Poëtisch werk

tussen de dauwdraden van het leven
begeef ik mij
kwetsbaar en tegelijk sterk
en weet niet waar

de reis zal gaan
ontrafelen blijft monnikenwerk.

Ruim 20 jaar genoot ik van het licht dat door de grote ramen van mijn atelier viel. In het vroege voorjaar zag ik de sneeuwklokjes opkomen, de wind spelen met de prille bladeren van de leilinden, en de tuin tot volle wasdom komen. Al naar gelang het weer weerkaatste het licht in de vijver, waar schrijvertjes zich razendsnel over het oppervlak bewogen. Op deze plek was alle ruimte om te maken.

In het najaar van 2020 besloten we echter te verhuizen en dat betekende ook een afscheid van die zo geliefde plek. In de maanden tot aan maart, wanneer we daadwerkelijk ons boeltje zouden oppakken om ergens anders weer neer te strijken, ruimde ik op en koos wat bleef of wat een nieuwe bestemming moest krijgen. Midden in die periode van verandering begon ik aan een aantal kleine, poëtische werken. Regels tekst die me raakten, stukken textiel en gedroogde takken en bloemen verwerkte ik in collages tot een beeldgedicht. Ze boden me een tussenruimte, een halte tussen oud en nieuw, om wat ik ervoer vorm te geven en om te zetten in beeldtaal.

Met de rotsvaste overtuiging dat meegaan op de stroom ook nieuwe mogelijkheden met zich mee zou brengen weefde ik een nieuw web om in te landen. Inmiddels zie ik vanuit mijn nieuwe atelier de planten zich een plek verwerven in hun nieuwe potten. Zit ik straks op het bankje te genieten van de zomerzon en vind nieuwe ruimte om te creëren.